Performance, taal en cultuur
'Artistiek' en ‘academisch’ muziekonderzoek staan in een merkwaardige relatie tot elkaar. Het gaat hier om twee onderzoeksparadigma's die symbool kunnen staan voor de kloof tussen conservatoria en universiteiten. Deze instellingen moeten beantwoorden aan heel verschillende professionele, maatschappelijke en economische eisen. Van de professionals aan een conservatorium wordt verwacht dat zij muzikale praktijken helpen ontwikkelen. De 'reproduceerbare waarde' van hun werk komt tot uiting in composities, interpretaties, interacties, techniek en onderwijs. Daartegenover staan de geesteswetenschappers aan universiteiten. Die bewijzen hun waarde in de eerste plaats door het ontwikkelen van een intellectueel begrip van deze praktijken, waarmee ze bijdragen aan bredere academische en maatschappelijke debatten. In het huidige klimaat van de historische, culturele en cognitieve muziekwetenschap in Nederland leidt dat vaak tot onderwerpen die in een conservatorium hooguit marginaal aan de orde komen - om de meest voor de hand liggende voorbeelden te noemen: poststructuralistische en postkoloniale kritiek, de invloed van media op het muziekbedrijf, en de politieke en culturele aspecten van gender, ras en identiteit. Wat de kloof tussen het artistieke en academische domein nog verder verbreedt zijn verschillen in deskundigheid, jargon en mores, ook al is het onderzoeksobject hetzelfde.
Deze fundamentele verschillen in visie, werkwijze en opbrengst bevestigen het beeld van twee onverenigbare institutionele culturen. We kunnen deze verschillen echter ook tot inzet maken van een dialoog tussen beide werelden, die daardoor in een meer productieve, performatieve relatie tot elkaar komen te staan.